Aardhommel
 
Bombus terrestris





De Aardhommel is één van de algemeenste hommels in Vlaanderen.

Deze hommel heeft dubbelgangers die zeer moeilijk uit elkaar te houden zijn, namelijk de Wilgenhommel, de Veldhommel en de Grote Veldhommel.

De koningin heeft gele haartjes op de kop en een borststuk met een vrij smalle donkergele kraag (ontbreekt soms bij de koningin). Tergiet 2 van het achterlijf heeft een gele band. De achterlijfspunt is wit.

De werkster heeft gele haartjes op de kop en een borststuk met gelere banden met een bruinige tint in de kraag.

Het mannetje heeft een zwart behaarde kop en een borststuk met gele banden met een bruinige tint in de kraag. De kraag reikt verder naar beneden. Het achterlijf is vaak bruingeel. Het mannetje is soms volledig zwart.

De tong is zeer kort. De tong van de werkster meet ongeveer 7,5 mm. 

De koningin meet tot 23 mm; de werkster tot 17 mm en het mannetje tot 16 mm.

Deze soort is bijna overal zeer algemeen, ook in stedelijke gebieden.

Deze hommel komt minder talrijk voor in venen en moerassen wegens de te vochtige grond om in te nestelen. Ook dichte bossen worden door deze hommel gemeden.

De vliegtijd valt van begin maart tot eind oktober. Koninginnen kunnen in zachte winters al actief zijn vanaf januari/februari. De neststichtende koninginnen worden na april doorgaans niet meer gezien. Koninginnen kunnen bij zacht weer tot in november worden gezien. 

De werksters verschijnen in april/mei. De mannetjes veelal vanaf juni.

Het nest wordt bijna altijd ondergronds gebouwd, vooral in oude zoogdiernesten, en soms ook bovengronds, bijvoorbeeld in spouwmuren.

Het nest wordt meestal bekleed met gras of andere zacht materiaal. Ondergrondse nesten kunnen zich tot 1,5 m diepte bevinden. 

De staat kan 100 tot soms 1000 dieren bevatten.

Deze soort wordt gekweekt als natuurlijke bestuiver van kasgewassen, voornamelijk in de aubergine-, komkommer-, paprika- en tomatenteelt. Het is ook een goede bestuiver van Appel en Peer. De productie van kolonies van gedomesticeerde Aardhommels bereikt ruim de 2 miljoen kolonies per jaar over de hele wereld.

Eenmaal aangesterkt zoekt de koningin een droge nestplek, bijvoorbeeld een verlaten muizenhol.

De koningin braakt nectar op en deponeert deze als voorraad in een soort honingbeker, die ze uit was heeft aangemaakt. De eitjes worden afgezet per 10 of 15 in wasbekertjes. De proviand verschaft genoeg energie om de eitjes op 4 dagen tijd uit te broeden. De eieren ontwikkelen zich tot werksters die de verzorging van de koningin en haar kroost voor hun rekening nemen. De koningin legt verder eieren die werksters worden en het volk doen aangroeien tot enkele honderden exemplaren. Daarna leggen de werksters zelf eieren. De koningin eet deze eieren op en legt bevruchte eieren waaruit jonge koninginnen komen en onbevruchte eieren die darren opleveren. De darren en de jonge koninginnen paren, waarna de darren en de werksters sterven. In de nazomer graven de jonge koninginnen zich in de grond in, en gaan ze in winterrust tot omstreeks maart van het daaropvolgende jaar, wanneer ze op zoek gaan naar een plaats om een nieuw rijk te stichten.

Deze hommel bezoekt verschillende planten zoals Wilg-soorten, Hondsdraf, Gewone Paardenbloem, Krokus, Vroege Sterhyacint, Gewone Smeerwortel, Grote Klaproos, Stokroos, Grote Engelwortel, Watermunt, Wolfspoot, Akkerdistel, Brem, Speerdistel, Struikhei, Vlinderstruik, Winterbloeiende Heide, Beemdooievaarsbek, Bont Kroonkruid, Grote Kattenstaart, Knoopkruid, Kruipende Boterbloem, Rode Klaver, Sleedoorn, Wilde Cichorei, Wilde Marjolein, Duinroos, Gewone Ossentong, Gewone Rolklaver, Grauwe Wilg, Jacobskruiskruid, Slangenkruid, Wilde Liguster, Witte Dovenetel, Watergentiaan en Braam.

Aardhommels foerageren soms tot op een afstand van bijna 2 km van het nest.

De werksters likken op de bladeren van fruitbomen vaak de zoete afscheiding van bladluizen (honingdauw) op.

De mannetjes foerageren vaak Grote Engelwortel, Watermunt, Wolfspoot, Braam en distels.

Koninginnen en werksters breken regelmatig in bij bloemen met langere bloembuizen.

Vaak maken ze ook gebruik van al bestaande bijtgaatjes aan de bloembasis om de nectar te bereiken.

De Aardhommel kan relatief grote afstanden afleggen; deze hommel foerageert tot op meer dan een kilometer van het nest. Voor het voedsel is deze hommel dus niet noodzakelijk afhankelijk van de bloemen op de nestplaats.

Als koekoekshommel bij de Aardhommel treedt de Grote Koekoekshommel op.

Het komt vaak voor dat de koningin van de Aardhommel het nest binnendringt van de Veldhommel, daar de koningin doodt en haar plaats inneemt.

Bij de kweek van deze hommels maakt men helaas dikwijls gebruik van ondersoorten die van elders in de wereld afkomstig zijn.

Bij experimenten stelde men vast dat Aardhommels in staat zijn om kleine balletjes te verplaatsen als ze weten dat er een beloning wacht in de vorm van nectar. Bovendien werd vastgesteld dat ze in staat zijn om aan een draadje te trekken om bij de nectar te komen.