Boomhommel
 
Bombus hypnorum





De Boomhommel is een algemene hommel. De aantallen nemen de laatste decennia toe, waarschijnlijk als gevolg van de voorkeur die deze soort vertoont voor verstedelijkte gebieden. Hij komt voor van begin maart tot eind september.

Deze hommel is één van de weinige hommelsoorten die met geen andere soort te verwarren is. Het is de enige hommel met een oranjebruin behaard borststuk in combinatie met een wit behaarde achterlijfspunt.

De koningin heeft een zwart behaarde kop. Het borststuk is volledig oranjebruin tot kastanjebruin behaard. Soms kan de beharing van het borststuk erg donker zijn doordat het bruine haar verweven is met veel zwarte beharing. Het achterlijf is zwart met een grote, wit behaarde punt.

De koningin meet tot 20 mm.

De werkster heeft een zwart behaarde kop. Het borststuk is volledig oranjebruin tot kastanjebruin behaard. Soms kan de beharing van het borststuk erg donker zijn. Het achterlijf is zwart met een grote, wit behaarde punt.

De werkster meet tot 18 mm.

Het mannetje heeft een bruin behaarde kop. Het borststuk is helder oranjebruin. De bruine beharing kan doorlopen tot het begin van het achterlijf (eerste en tweede tergiet). Melanisme kan voorkomen. Het achterlijf is zwart behaard. De achterlijfspunt is wit behaard, zonder gele haarvlekken. Soms zijn er wel enkele oranje haren aan de achterlijfspunt. De grens tussen de zwarte en lichte beharing is recht.   

Het mannetje meet tot 16 mm.

De tong is kort.

Hij verkiest als nestplaats boomholtes en oude, holle boomstronken maar gebruikt in de bebouwde omgeving ook wel bovengrondse holtes in bijvoorbeeld verlaten (gebruikte, dus geen lege) nestkastjes, zolders, spouwmuren of kruipkelders.

De mannetjes wachten vaak rondom de nestopening op uitvliegende jonge koninginnen om daarmee te paren. Het gebeurt dat de mannetjes zich ook vergrijpen aan jonge koninginnen van andere soorten.

Deze soort vormt kolonies van 80 tot 400 individuen. De hommel reageert agressief op verstoringen van het nest. Het is een van de weinige hommels die snel geneigd is om in dat geval te steken. 

Hij is sterk gebonden aan het stedelijk gebied en bossen, minder aan cultuurlandschappen met bomenrijen, bosjes en landgoederen. De Boomhommel is een zogenaamde synantropische soort: hij komt meer voor in een bebouwde dan in een natuurlijke omgeving. Wellicht zijn de vele holtes in door de mens gemaakte constructies gunstig voor de nestbouw van deze soort.

Deze soort komt op zandgronden algemener voor dan in klei- en veengebieden.

Deze hommel bezoekt verschillende bloemen zoals Aalbes, Blauwe Bosbes, Braam, Vingerhelmbloem, Voorjaarshelmkruid, Wilgenroosje, distelsoorten, vederdistelsoorten, Rode Klaver, Vogelwikke, Struikhei, Sporkehout, Brem, Haagwinde, Wilg-soorten, Dwergmispel, Rode Ribes, Linde, Sneeuwbes, Slangenkruid, Winterbloeiende Heide, Gewone Ereprijs, Beemdooievaarsbek, Gewone Smeerwortel, Leeuwentand-soorten, Veldhondstong. In de zeereep kan men deze hommel ook op de Blauwe Zeedistel zien.

Deze hommel kiest door de korte tong over het algemeen bloemen met een korte bloemkroon.

Werksters likken vaak op de bladeren van fruitbomen de zoete afscheiding van bladluizen (honingdauw) op.

Laurierkers wordt bezocht voor de extraflorale nectar van de bladeren.

Als koekoekshommel van deze soort is de Boomkoekoekshommel bekend.