Donkere Tuinhommel
 
Bombus subterraneus





De Donkere Tuinhommel Bombus subterraneus  is een uit Vlaanderen verdwenen hommel met een opvallend korte beharing. De laatste waarneming dateert van 1976 (Brugge). Het is niet uitgesloten dat de recente klimatologische veranderingen tot het lokale verdwijnen van deze soort hebben geleid.

De koningin, de werkster en het mannetje hebben op het borststuk brede en op het achterlijf zeer smalle geelbruine bandjes. De achterlijfspunt is groenachtig wit behaard. De koningin meet tot 22 mm; de werkster tot 18 mm en het mannetje tot 16 mm.

Het mannetje heeft grijsachtige franjes aan elk tergiet.

De tong is zeer lang. Het achterlijf kan soms volledig geel zijn.

Het is een soort van open bloemrijke graslanden met heggen, houtwallen en bosranden. Hij komt niet voor in naaldbossen en stedelijke gebieden. Hij mijdt ook vochtige en zilte gebieden. In agrarisch gebied zoekt deze hommel brede, bloemrijke akkerranden en bermen op.

Deze hommel vliegt in één generatie van april tot september.

Het nest wordt ondergronds gebouwd, gewoonlijk in oude zoogdiernesten maar er zijn ook zelfgebouwde nesten. Het nest kan zich tot 2 m diep onder de grond bevinden.

De kolonie telt 100 tot 300 individuen.  

De mannetjes pendelen tussen de nesten en wachten bij de ingang op een jonge koningin om daarmee te paren.

De hommel bezoekt verschillende bloemen, maar vertoont een voorkeur voor lip- en vlinderbloemen (lange tong). De hommel wordt op Boswilg, Gewone Brunel,  Hondsdraf, Bosandoorn, Rode Klaver, Veldlathyrus, Vogelwikke, Grote Kaardenbol en Beemdkroon gezien. De mannetjes hebben een voorkeur voor Knoopkruid en verschillende distelsoorten.   

De koninginnen hebben bij de opstart van een kolonie elke dag behoefte aan pollen van voldoende hoge kwaliteit. Rode Klaver is hiervoor een zeer geschikte stuifmeelplant. 

Deze soort wordt waarschijnlijk geparasiteerd door de Gewone Koekoekshommel.