Grote Koekoekshommel
 
Bombus vestalis





De Grote Koekoekshommel is een vrij algemene hommel.

Het vrouwtje heeft een oranje kraag (ontbreekt soms). Er is geen middenband. Er zijn lichte gele vlekken vlak voor de witte achterlijfspunt. Deze witte achterlijfspunt ontbreekt soms.

Het mannetje heeft een korte beharing. Er is een gele band voor de witte achterlijfspunt. Soms heeft het mannetje een middenband (overwegend op tergiet 1 van het achterlijf).

De vleugels zijn donker getint, zoals bij de andere koekoekshommels.

Het vrouwtje meet tot 23 mm; het mannetje tot 17 mm. Deze hommel heeft geen stuifmeelverzamelapparaat.

Deze hommel vliegt van eind maart tot begin september en komt algemeen voor in open terreinen, graslanden en langs bospaden. De mannetjes vliegen pas vanaf mei. In het stedelijk gebied vinden we de hommel vooral in parken, minder frequent in tuinen. Deze hommel vertoont wel een voorkeur voor vochtige, halfopen gebieden. Gebieden met veel (intensieve) landbouw worden gemeden. Dichte bossen behoren niet tot het leefgebied van deze hommel. 

Deze soort vliegt op Gewone Paardenbloem, Rode Klaver, Wilg-soorten, Hondsdraf, Hoenderbeet, Paarse Dovenetel, Witte Dovenetel, Gewone Smeerwortel, Rode Ribes, Hemelsleutel, Linde-soorten, Grote Kaardenbol, Kruldistel, Speerdistel, Akkerdistel, Braam, Gewone Ossentong en Veldhondstong.

De mannetjes worden vaak gezien op Grote Kaardenbol, Grote Centaurie, Braam, Kruldistel, Wilde Marjolein, Gewone Ossentong en Speerdistel.

Deze hommel maakt regelmatig gebruik van de bijtgaatjes van andere hommels in de basis van de bloembuis.

De mannetjes zijn hoofdzakelijk te vinden op distels.

Deze koekoekshommel zoekt voor de voortplanting de nesten op van de Aardhommel, waarop de hommel trouwens sterk lijkt.

De Aardhommel-koningin wordt door deze koekoekshommel gedood waarna de werksters van de Aardhommel moeten werken voor de koekoekshommel.

De eerste overwinterende vrouwtjes verschijnen gemiddeld 3 tot 4 weken na het ontwaken van de eerste Aardhommel-koninginnen.

Jonge vrouwtjes verlaten de geparasiteerde nesten vanaf eind juli en zoeken al vrij snel naar een geschikte overwinteringsplek. De eerste mannetjes verschijnen ruim voor de jonge vrouwtjes en moeten dan nog een tijd wachten vooraleer ze kunnen paren. Half september is het seizoen voor de mannetjes voorbij. 

Deze hommel wordt vooral bedreigd door de klimaatverandering en een lagere beschikbaarheid van voedselplanten (met een lange kelk).