Veenhommel
 
Bombus jonellus





De Veenhommel is een zeer zeldzaam, klein hommeltje. Deze hommel lijkt op de Tuinhommel maar heeft een korte kop en een middellange tong.

De koningin heeft een zwarte borststukrug met een gele band op voor- en achterkant. Het achterlijf heeft een gele band op tergiet 1 en een witte punt.

De koningin kan volledig zwart gekleurd zijn. De koningin meet tot 18 mm.

De werkster heeft een kort gezicht. De kop is zwart behaard. De kraag en de middenband van het borststuk zijn heldergeel. Een tweede middenband loopt over het laatste deel van het borststuk en de eerste tergiet van het achterlijf. De achterlijfspunt is wit. Het vrouwtje meet tot 14 mm.

Het mannetje heeft veel gele haren op de kop. De gele band aan de basis van het achterlijf kan breder zijn bij het mannetje dan bij het vrouwtje. Het mannetje meet tot 14 mm.

Deze soort heeft een korte tong (ongeveer 6,5 mm).

Deze hommel komt van eind maart tot eind september in 2 generaties voor in moerassen, veenachtige en zandige gebieden. De mannetjes vliegen pas vanaf begin mei.

Deze hommel mijdt agrarische graslanden en ook het stedelijke gebied. Soms worden er op schorren rondzwervende mannetjes gezien, maar de soort nestelt op die plaatsen niet. Deze hommel is gehecht aan een noordelijk klimaat.  

Het nest kan zowel boven- als ondergronds worden gemaakt. De hommel bouwt soms zelf een nest, maar maakt doorgaans gebruik van oude muizennesten of nestkasten.

De kolonie wordt doorgaans erg vroeg in het jaar gesticht. Vanaf mei worden er al jonge koninginnen en mannetjes voortgebracht. Daaruit ontstaat een tweede generatie die in augustus nieuwe koninginnen en mannetjes produceert. 

Het is een beperkt polylectische soort die graag foerageert op Struikhei, maar die men onder meer ook op bloemen van Sporkehout, Gewone Dophei, Winterbloeiende Heide, Hengel en Wateraardbei kan aantreffen.

Voordat de Gewone Dophei in bloei staat, foerageert de koningin vooral op de bloemen van Sporkehout, Gewone Paardenbloem en Wilg-soorten. In bossen kan men de hommel op Blauwe Bosbes vinden.

Deze hommel breekt regelmatig in bij bloemen met lange kroonbuizen.

De hommel kan ook worden aangetroffen in kalkhoudende veengebieden en moerassen waar geen soorten uit de heidefamilie voorkomen.

Grootschalig maaien midden in de zomer is funest voor de kolonies. Bloemenrijkdom en aanwezigheid van ruigtevegetaties waarin een nest kan worden gebouwd zijn belangrijk voor deze hommel.  

De kolonie telt 50 tot 150 individuen.

Deze soort kent doorgaans een tweede (partiƫle) generatie.

Het stuifmeel wordt graag gehaald bij Bosbes-soorten.

Als koekoeksbij is de Vierkleurige Koekoekshommel bekend. Deze zal dan enkel parasiteren bij de eerste generatie van de Veenhommel.

Waarschijnlijk treedt ook de Boomkoekoekshommel als parasiet op.

Deze hommel is zeer gevoelig voor plotse temperatuurswijzigingen en zal sterk te lijden hebben onder de gevolgen van de klimaatverandering.