Veldhommel
 
Bombus lucorum





De Veldhommel is een algemene hommel die alle landschapstypen bewoont, behalve venen en moerassen wegens te vochtige grond om in te nestelen. Bloeiende wilgen in venen en moerassen trekken wel vaak koninginnen aan uit de omgeving.

Deze hommel vertoont een duidelijke voorkeur voor een beboste omgeving of bosranden. 

De koningin heeft een helder citroengele kraag op het borststuk. Het achterlijf heeft een brede, citroengele band over tergiet 2. De achterlijfspunt is wit.

Bij de werkster hebben de gele banden een meer bruinige tint. De achterlijfspunt is wit.

Het mannetje heeft een overwegend gele beharing op de kop, die min of meer met zwart doorspekt kan zijn. Het borststuk heeft een brede, gele kraag die langs de zijkant naar beneden loopt. De gele band op tergiet 2 loopt iets door naar tergiet 1 en de achterkant van het borststuk. Vaak is tussen het geel en het wit op het achterlijf geen zwart meer te zien. De beharing heeft vaak bleke toppen.   

De tong is zeer kort.

De koningin meet tot 21 mm, de werkster en het mannetje meten tot 16 mm.

Deze soort vliegt van half maart tot half oktober. De mannetjes verschijnen vanaf begin mei.

Het nest wordt ondergronds, tot 30 cm diep gemaakt, meestal in oude nesten van muizen of andere zoogdieren. Het nest wordt door de hommel zelf verder ingericht met gras, bladeren en mos.

De kolonie bestaat uit 100 tot 400 individuen. 

De mannetjes patrouilleren langs vaste vliegbanen voor het vinden van een koningin. Deze vliegbaan kan honderden meters lang zijn en kan zich zowel dicht bij de grond als hoog tussen de boomtoppen bevinden. Ze zetten op verschillende plekken geuren af, om daarmee een koningin te lokken.  

Jonge hommelkoninginnen verzamelen stuifmeel voor hun geboortenest.

Door de korte tong bezoekt deze hommel geen bloemen met moeilijk bereikbare nectar en stuifmeel. Vaak bijten ze wel een gaatje in de bloem om alsnog aan de nectar te komen of maken ze gebruik van de reeds gemaakte gaatjes in de bloem.

Deze hommel bezoekt graag Wilg-soorten zoals Grauwe Wilg en wordt vaak gezien op planten als Koolzaad, Sporkehout, Struikhei, Winterbloeiende Heide, Beemdooievaarsbek, Braam, Knoopkruid, Kruipende Boterbloem, Rode Klaver, Sleedoorn, Wilde Cichorei, Wilde Marjolein, Duinroos, Gewone Ossentong, Hondsdraf, Gewone Paardenbloem, Gewone Rolklaver, Gewone Smeerwortel, Witte Klaver, Akkerdistel, Koninginnekruid, Canadese Guldenroede, Sneeuwbes, Hemelsleutel, Zulte, Schapenzuring, Grote Kattenstaart, Jacobskruiskruid, Slangenkruid, Wilde Liguster, Witte Dovenetel en Ribes-soorten.

De Veldhommel is één van de weinige soorten die ook Smalle Weegbree bezoekt.

Deze hommel wordt samen met de Aardhommel veelvuldig ingezet voor gewasbestuiving, bijvoorbeeld bij de teelt van tomaten en paprika’s.

Grote werksters trillen snel met hun vliegspieren en vangen hierbij het opdwarrelende stuifmeel op in hun vacht (“buzz pollination”).

De werksters bevinden zich vaak op bladeren van fruitbomen voor de honingdauw.

De Tweekleurige Koekoekshommel treedt bij deze soort op als broedparasiet.

Het gebeurt vaak dat een koningin van de Aardhommel de Veldhommelkoningin doodt om haar plaats in een nog maar net gestichte kolonie in te nemen.