De 7 V's voor meer hommels
 
3.  Verblijfsmogelijkheid


Schuilen, rusten en slapen

Alle insecten, dus ook bijen, hebben rustmomenten nodig. Deze dienen dan om te bekomen van de inspanningen, om zich te verzorgen of om op te warmen.

De meeste insecten leven als volwassen dier slechts enkele maanden. Bijen en hommels zijn dagactieve insecten. Ze staken meestal hun activiteiten als de lichtintensiteit sterk afneemt. Vooral de bijen zijn echte zonaanbidders. Lichtsterkte en temperatuur hebben een grote invloed op hun bezigheden.

Op zeer warme dagen kan het ook voor deze dieren te heet worden.

Bij slechter wordend weer of bij valavond gaan ze op zoek naar een verblijfplaats. 

Veel insecten verstoppen zich bij regen of duisternis op een droge plaats zoals de onderkant van bladeren of bloemen.

Bijen benutten hun nestplaatsen vooral voor het grootbrengen van de larven, maar soms worden deze nestplaatsen ook gebruikt om te schuilen of te slapen.

Sommige bijen slapen in of op bloemen, hetgeen soms leidt tot echte slaapgezelschappen.

Andere bijen slapen graag met de kaken vastgeklemd aan een plant. Vooral mannetjes van verschillende bijensoorten sla­pen door zich met de poten vast te klampen aan bladeren of stengels, zonder dat ze daarbij echte beschutting vinden van bladeren of bloemen. Bij regen worden ze dus doornat zodat ze moeten opdrogen en opwarmen voordat ze weer op gang kunnen komen.

Niet zelden komen ze iedere nacht op dezelfde plek waar ook andere soortgenoten de nacht doorbrengen, zodat ook deze bijen slaapgezelschappen vormen. De mannetjes van klokjesbijen slapen droog in de bloemen van klokjes. Deze bloemen hangen immers met de opening tamelijk naar beneden.

Ook de vrouwtjes kunnen zich laten verrassen door een plotse regenbui. Soms blijven ze dan doornat op een bloem overnachten. Enkele soorten bijten zich vast aan het uiteinde van een stengel of een zijscheut van een plant. De poten en de vleugels worden dan tegen het lichaam gevouwen om de nacht of het regenweer te doorstaan. Niet zelden hangen de dieren omgekeerd of horizontaal aan de planten. Het zijn vooral soorten die zelf geen nesten maken zoals wespbijen, kegelbijen en viltbijen. Ook hierbij kunnen er slaapgezelschappen worden gevormd.      

Er zijn ook enkele soorten die overnachten in aangeboden nesthulp zoals een bijenhotel.

De mannetjes van een aantal soorten bijen houden zich bij slecht weer vaak op in de bloemen waar de vrouwtjes bij mooi weer op vliegen.

De mannetjes van roetbijen stoppen zich tussen de bloemblaadjes van de gele composieten waarop de vrouwtjes vliegen. Deze bloemen sluiten zich doorgaans kort nadat de zon het felst scheen. Dit betekent trouwens ook dat de periode waarin het voedsel kan worden verzameld maar een halve dag duurt.

Bij maskerbijen overnachten de vrouwtjes in de nestgangen. Ze schuilen er ook in periodes van slecht weer. Als ze nog geen eigen nestgang hebben, overnachten ze in dezelfde gangen die door mannetjes worden gebruikt om te schuilen en te overnachten.



Overwintering

De overwintering van bijen komt naargelang de bijensoort in verschillende vormen voor.

Bij sommige soorten overwinteren de mannetjes en de vrouwtjes als volgroeide larve (prepop of rustlarve). In de lente gebeurt de verpopping en de ontwikkeling tot imago. Deze volwassen dieren vliegen uit en paren. De eitjes groeien uit tot een prepop die al dan niet in een cocon overwinteren.  

Bij andere soorten overwinteren de mannetjes en de vrouwtjes als pop. In de lente ontwikkelt de pop zich tot imago. Er wordt een nieuwe generatie voortgebracht die als pop in winterrust gaat.

Soms overwinteren de mannetjes en de vrouwtjes als imago. Als ze een cocon spinnen, dan verlaten ze die pas in het voorjaar. De nieuwe generatie ontwikkelt zich tot imago, maar verlaat de cocon niet en gaat zo in winterrust of spint geen cocon en overwintert gewoon ergens beschut tegen de koude. Er wordt in het voorjaar een nieuwe generatie voortgebracht waarbij de volwassen dieren in winterrust gaan.

De mannetjes en vrouwtjes van andere soorten overwinteren als uitgevlogen imago. De paring gebeurt in de lente. De nieuwe generatie ontwikkelt zich volledig. Er gebeurt nog geen paring. De dieren gaan volwassen de winterrust in.

Bij enkele soorten overwinteren de mannetjes en de vrouwtjes als een halfvolgroeide larve. In de lente groeien ze nog wat aan. Eens volwassen paren de dieren en brengen ze een nieuwe generatie voort. Ook deze nieuwe generatie overwintert als volgroeide larve.

Een andere mogelijkheid is dat de mannetjes en de vrouwtjes overwinteren als imago. De nieuwe generatie vliegt nog hetzelfde jaar uit en zorgt voor een tweede generatie, die ook tot imago uitgroeit en overwintert. De 2 generaties hebben vaak andere bloemen als voedselbron.

Bij soorten die in 2 generaties vliegen kan het voorkomen dat de mannetjes en vrouwtjes als imago hebben overwinterd. De nieuwe generatie vliegt nog hetzelfde jaar uit en overwintert.

Bij enkele bijensoorten overwintert alleen het geïnsemineerde vrouwtje.

Dit is zo bij alle hommels en koekoekshommels. Overwinterende geïnsemineerde vrouwtjes vinden we ook bij enkele groefbijen en bloedbijen.

Bij Honingbijen overwinteren de koningin en alle werksters, nadat de mannetjes allemaal zijn gestorven.

Meer en meer geheimen van de ecologie van onze bijen worden ontsluierd. Men weet dan ook al heel wat meer over hun nestgedrag en manieren om te overwinteren.

De Grijze Zandbij overwintert als prepop in een cocon.

De Zwarte Sachembij overwintert waarschijnlijk als imago in de nestcel.

Mannetjes en vrouwtjes van de Blauwe Ertsbij overwinteren in holle en merghoudende plantenstengels.

De Kleine Klokjesbij overwintert als prepop in een cocon.

Nadat de larve van de Grote Klokjesbij volgegeten is met nectar en stuifmeel spint ze een cocon waarin ze ook overwintert als larve. De verpopping vindt pas kort voor het uitvliegen plaats.

De larven van de Grote Zijdebij zijn bij de aanvang van de zomer volgroeid en spinnen in het nest een cocon waarin de verpopping plaatsvindt. De nieuwe generatie komt reeds in de late zomer uit, maar de bijen overwinteren in hun ondergrondse cellen tot het volgende voorjaar. Soms overwintert de bij als prepop.

De larve van de Wormkruidbij overwintert als prepop in een cocon in het nest. De verpopping gebeurt in mei of juni.

De halfvolgroeide larven van de Schorzijdebij overwinteren in een rustfase. Na de winter eten ze verder om tegen begin augustus te verpoppen.

De Zuidelijke Zijdebij overwintert als prepop. De bij nestelt in zelfgegraven holten in kleine nestgroepen.

De larve van de Pluimvoetbij  voedt zich met het stuifmeel en overwintert. De larven verpoppen pas het volgende jaar (in mei). Ze spinnen geen cocon.

De Gewone Langhoornbij overwinter als prepop in een cocon of als volwassen dier.

De volwassen vrouwtjes van de Heidebronsgroefbij overwinteren. 

De vrouwtjes van de Blokhoofdgroefbij overwinteren gezamenlijk in het geboortenest. Soms treedt er één dominant vrouwtje op als een soort koningin van het nest, waarna er ook werksters worden opgemerkt. De werksters en de koningin brengen een generatie mannetjes en vrouwtjes groot, die paren. De vrouwtjes hiervan overwinteren en het jaar daarop herbegint de cyclus.

Na de overwintering gaan de gepaarde vrouwtjes van de Vierbandgroefbij over tot het graven van een nieuw nest in de grond. In de zomer vliegt de nieuwe generatie uit. De moederbij leeft soms enige tijd samen met de nakomelingen. Enkel de gepaarde vrouwtjes van deze nieuwe generatie overwinteren. Deze overwintering gebeurt in de nesten waarin ze zijn geboren.

De eerste eitjes van een bevrucht vrouwtje van de Roodpotige Groefbij: De eerste eitjes van een bevrucht vrouwtje, nadat dit overwinterde, leveren mannetjes en vrouwtjes op. De werksters verschillen weinig in grootte van de koningin en kunnen ook eieren leggen. Ze foerageren naar voedsel en maken en verzorgen de broedcellen. Uit de later gelegde eitjes van de koningin en van de werksters komen vrouwtjes en mannetjes die zich zullen voortplanten. De jonge vrouwtjes overwinteren.

Het eerste broedsel van de Breedbandgroefbij bestaat uit vrouwtjes en een aantal mannetjes. Die zorgen voor een geslachtelijke generatie, waarvan de vrouwtjes gezamenlijk overwinteren in het geboortenest.

De eerste eitjes van een bevrucht vrouwtje van de Parkbronsgroefbij leveren, nadat dit overwinterde, werksters op.

De volwassen vrouwtjes van de Berijpte Geurgroefbij en de Gewone Geurgroefbij overwinteren.

In een nest van 4 overwinterde vrouwtjes van de Slanke Groefbij werd bij een onderzoek in 2008 vastgesteld dat er één vrouwtje dominant is en de eitjes legt, terwijl de andere 3 vrouwtjes als helpsters fungeerden. Uit de eerste legsels kwamen werksters en enkele mannetjes. Later kwamen er vruchtbare bijen uit de eitjes.

Het in het najaar bevruchte vrouwtje van de Breedkaakgroefbij overwintert en legt in het voorjaar eitjes waaruit uitsluitend werksters komen. In de latere, tweede generatie worden ook mannetjes geboren. De volwassen vrouwtjes overwinteren. 

De volwassen vrouwtjes van de Matte Bandgroefbij worden bevrucht in de zomer en overwinteren. Ze foerageren in mei en juni en maken een nieuw nest.

De volwassen vrouwtjes van de Glanzende Groefbij overwinteren.

Bevruchte vrouwtjes van de Groepjesgroefbij (soort koninginnen) overwinteren dikwijls samen in één nest. Bij aanvang van de lente, wanneer ze terug actief worden, gedragen ze zich agressief tot wanneer 1 vrouwtje de rest heeft verjaagd. Het winnende vrouwtje produceert 2 tot 3 generaties van werksters vooraleer het vruchtbare nakomelingen krijgt.

De volwassen vrouwtjes van de Ingesnoerde Groefbij, de Borstelgroefbij en de Glimmende Smaragdgroefbij overwinteren. 

De larven van de Waaiergroefbij verpoppen, waarna de imago’s in de nesten blijven, zowel mannetjes als vrouwtjes. Pas na overwintering verlaten ze het nest.  

Soms overwinteren verschillende vrouwtjes van de Kleigroefbij in het geboortenest.

Alleen bevruchte vrouwtjes van de Biggenkruidgroefbij overwinteren. Vanaf april tot juli vliegt een eerste generatie mannetjes en vrouwtjes.

Het neststichtend vrouwtje van de Glanzende Bandgroefbij overwintert soms met vrouwelijke gepaarde nakomelingen. 

De Tronkenbij overwintert als prepop in een cocon.

Ook de Slangenkruidbij overwintert als prepop. Een deel overwintert soms 2 keer.

De Geelgespoorde Houtmetselbij, de Zwartgespoorde Houtmetselbij en de Driedoornige Metselbij overwinteren als prepop in een cocon.

De uitgekomen larven van de Rosse Metselbij voeden zich met het stuifmeel en de nectar. Na een vijftal weken verpoppen ze in een cocon. De uitgekomen bijen blijven evenwel overwinteren in de cocon.

De Blauwe Metselbij overwintert als volwassen dier in een cocon.

De Kauwende Metselbij en de Zwartbronzen Houtmetselbij overwinteren als een volgroeide larve in een cocon.

De Gedoornde Slakkenhuisbij overwintert als prepop en verpopt pas het volgende voorjaar.

De larven van de Gewone Slobkousbij voeden zich met de stuifmeelvoorraad. Ze spinnen reeds na een tweetal weken een cocon, verpoppen zich, overwinteren en komen uit in de volgende zomer.

De Ericabij overwintert als larve in het voorlaatste stadium.

De Tuinbladsnijder, het Zilveren Fluitje en de Grote Bladsnijder overwinteren als prepop. 

De overwintering van de Klokjesdikpoot gebeurt waarschijnlijk als larve in winterrust in een cocon. 

De Klaverdikpoot en de Grote Roetbij overwinteren als prepop.

Ook de Kattenstaartdikpoot overwintert waarschijnlijk als prepop.

De larve van de Kleine Roetbij overwintert als prepop en verpopt het jaar daarop (in juni).  

De volwassen mannetjes en vrouwtejs van de Blauwzwarte Houtbij overwinteren en paren in maart- april.

De meeste bijensoorten kennen maar één generatie per jaar, sommige bijensoorten twee. Ze brengen in een of ander ontwikkelingsstadium de winter door.

Hierbij beschermen ze zich tegen bevriezing door extra glycerol en speciale eiwitten in hun bloed, waardoor het stollingsproces ervan daalt en het water niet gemakkelijk uitkristalliseert.

Vele insecten overwinteren in het volwassen stadium. Daarvoor hebben ze een overwinteringsplaats nodig. Ze zullen vaak dankbaar gebruik maken van een hen aangeboden insectenverblijf om te overwinteren.

Hommelkoninginnen en de vrouwtjes van groefbijen en bloedbijen zoeken een eenzaam plekje op. Gewoonlijk graven ze daartoe een gang in de grond.

In het geval dat de bijen overwinteren als rustlarve, (pre-)pop of volwassen dier in een cocon, dan wordt de keuze van de overwinteringsplaats uiteraard bepaald door de moeder.



Het belang van verblijfsmogelijkheid voor hommels

In de lente brengt een hommelvrouwtje een werkstergeneratie voort, die zich niet voortplant. Later in het jaar ontwikkelen zich zowel mannetjes als vrouwtjes, die in de zomer paren. De mannetjes sterven en de vrouwtjes die voorbestemd zijn als koningin overwinteren.

Na de paring zullen de jonge koninginnen zich nog even verder voeden om uiteindelijk een geschikte overwinteringsplaats te zoeken. De nieuwe hommelkoninginnen vliegen dus minstens tot in november. Eenmaal gevonden graven ze een kamertje enkele centimeters onder de grond, waar ze, terend op de vetreserve, wachten op de lente.

Soms begint deze “overwintering” reeds in juni. Meestal bevindt de overwinteringsplek zich in noord- en westhellingen. 

Vroegvliegende soorten overwinteren vaak in ondiepe plekjes aan de voet van bomen. Laatvliegende soorten overwinteren vaak dieper onder de grond. Ze graven hiervoor een gang in de bodem.

De overwintering kan ook gebeuren in stenen muren of holle boomstronken. Soms gebeurt de overwintering gewoon tussen de vegetatie of zelfs in composthopen.

De Steenhommel, de Aardhommel en de Grote Tuinhommel overwinteren doorgaans onder de grond.

De Aardhommel kiest hierbij meestal een plek onder een boom, terwijl de Steenhommel en de Grote Tuinhommel meer open plaatsen uitkiezen.  

De gang waarin de hommels overwinteren zal zich vaak bevinden in een helling die noordelijk of noordwestelijk geöriënteerd is. De hommels vrezen meer vochtigheid dan koude. De oriëntatie zorgt ervoor dat de vroege voorjaarszon hen niet te vroeg uit hun winterslaap zou ontwaken.

De Veldhommel, de Tuinhommel en de Weidehommel kunnen ook in mos overwinteren.

Vooraleer ze overwinteren zorgen de hommelkoninginnen voor een ruime voorraad nectar. Deze overwintering kan een aanvang nemen in september, maar vroege hommels kunnen reeds in juli aan hun winterrust beginnen. Deze winterrust kan dus verschillende maanden duren.

Op zonnige dagen in het voorjaar, bijvoorbeeld in maart kan een hommelkoningin van bijvoorbeeld de Aardhommel worden opgemerkt op bloeiende Wilg-soorten, maar de volgende dag, als het slechter weer is, kan het zijn dat deze koningin opnieuw een schuilplaats heeft gegraven om daar in een soort half-winterslaap rustig wacht op zonnige dagen om volop actief te worden.     

Uit de eitjes van de koekoekshommels komen uitsluitend koninginnen en mannetjes. Deze vliegen in de herfst uit, waarna er paringen volgen en de mannetjes sterven. De koninginnen overwinteren in een zelfgegraven gang in de grond om de volgende lente aan de volgende generatie te beginnen.



Verblijfsmogelijkheid – Maatregelen voor de hommels in agrarische gebieden


Naar analogie met de nestmogelijkheden kunnen we ook hier stellen dat het voor de hommels zeer belangrijk is dat er in hun leefgebied voldoende rustige, ruige hoekjes zijn. Ook kleine landschapselementen zoals hagen, houtkanten en houtwallen zijn geschikte plaatsen om te schuilen of te overwinteren.



Verblijfsmogelijkheid - Maatregelen voor de hommels in natuurgebieden



Dichte boskernen zijn niet zo gunstig voor hommels. Zij vertoeven immers vooral in open omgevingen. Maar op open bosplekken en in bosranden en boswegen kunnen hommels zich wel voeden met verschillende bloeiende planten zoals bijvoorbeeld Vingerhoedskruid, Wilg-soorten en Sporkehout.

Bossen kunnen voor hommels ook als nestplaats dienen. Bomen met holtes kunnen dienst doen als nestplaats voor bijvoorbeeld de Boomhommel.

Holtes aan de voet van bomen kunnen gebruikt worden om te overwinteren. Ook hopen dood hout, dode takken op de grond en liggend dood hout kunnen als een microhabitat dienen voor de overwintering of de nestbouw van hommels.



Verblijfsmogelijkheid - Maatregelen voor de hommels in stedelijke gebieden



Begraafplaatsen

Op begraafplaatsen – die doorgaans zeer rustige plekken zijn – zullen er vaak verschillende overwinteringsplekken zijn van hommelkoninginnen. Hommels als Tuinhommel, Akkerhommel en Aardhommel graven hiervoor voor de winter een holletje in de grond. Ze kiezen hiervoor een eerder koele plek, zodat ze niet te vroeg uit de winterslaap worden gewekt.

Wanneer er zich Wilg-soorten in de nabije omgeving bevinden, dan zullen deze voedsel bieden aan de vroeg ontwakende koninginnen.