Vierkleurige Koekoekshommel
 
Bombus sylvestris





De Vierkleurige Koekoekshommel is een algemene hommel.

Het vrouwtje heeft een smalle gele kraag op het borststuk. Het achterlijf is dun behaard zwart met een witte achterlijfspunt, met vaak nog enkele oranje haren. Er is geen gele zweem aan de basis van de achterlijfspunt. De achterlijfspunt is sterk naar voren gekromd onder het achterlijf.

Het vrouwtje meet tot 16 mm.

Het mannetje heeft een smalle gele kraag op het borststuk. Het achterlijf is zwart met een witte achterlijfspunt, met vaak nog enkele oranje haren. Er zijn ook donkere vormen. 

Het mannetje meet tot 15 mm.

Deze hommel lijkt sterk op de Boomkoekoekshommel. 

Deze soort komt in uiteenlopende landschappen voor, maar blijft steeds in de buurt van beschutting zoals bosranden, hagen of struiken(rijen). In het stedelijk gebied is het één van de meest algemene koekoekshommels, maar deze soort lijkt toch wat meer in een beboste omgeving waargenomen te worden dan andere hommels.

De vrouwtjes verschijnen na hun overwintering reeds vanaf half maart. Het zijn dan  zowat de vroegst vliegende koekoekshommels. De mannetjes verschijnen vanaf mei/juni. Deze hommel, vooral het mannetje, kan tot half september worden gezien. De vliegbanen van de mannetjes situeren zich boven de grond tot op een hoogte van ongeveer 2 m.

De mannetjes worden ook vaak zonnend op bladeren gezien. Vaak zijn ze met meerdere exemplaren bij elkaar te vinden. Ze blijven wel altijd in de beschutting van bomen en struiken. De mannetjes zijn zeer vaak op Braam te vinden. Zelfs bij regenweer zijn ze op deze struik te vinden, hangend aan de onderkant van de bladeren. Ook distels zoals Kale Jonker worden door de mannetjes druk bezocht.  

De vrouwtjes zoeken na de paring immers reeds snel de overwinteringsplek op en zijn vooral te zien vóór begin juli.

De hommel is in het voorjaar vooral op Wilg-soorten en Gewone Paardenbloem te vinden. Ook de vrouwelijke wilgenkatjes worden druk bezocht voor de nectar. De rest van het jaar foerageert deze hommel graag op Braam, Gewone Ossentong, Blauwe Bosbes, Sporkehout, Koninginnekruid, Gewone Smeerwortel, Gewone Dophei, Echte Valeriaan en Wilgenroosje en in stedelijk gebied vaak op Sneeuwbes.

De mannetjes worden vaak aangetroffen op Braam en Framboos. 

Het is een broedparasiet van de Weidehommel en de Veenhommel. Het bevruchte vrouwtje dringt het nest van de gastheer binnen. Daar wordt de stichtende koningin niet gedood, maar eerder “aan de kant gezet”; in het nest komt er dan een mengeling van nageslacht van de gastheerhommel en van de indringster. Men noemt deze vorm van samenleving ook wel inquiline.