Weidehommel
 
Bombus pratorum





De Weidehommel is een zeer algemene hommel.

Deze hommel komt van eind februari tot en met juli voor. Soms is er een kleine tweede generatie die dan vliegt tot in september.

Deze hommel laat zich goed herkennen aan de gele haren op borststuk en achterlijf in combinatie met de oranjerode achterlijfspunt. 

De koningin heeft een kort gezicht. De kop is zwart behaard. Het borststuk heeft een heldergele kraag. Het achterlijf heeft een heldergele band over tergiet 2. De achterlijfspunt is oranjerood. De poten zijn zwart behaard.  

De koningin meet tot 17 mm.

Bij de werkster is de kop zwart behaard. Bij deze werkster ontbreekt de heldergele kraag vaak of is deze slechts vaag zichtbaar. De oranjerode achterlijfspunt is smal. De  poten zijn zwart behaard.

De werkster meet tot 14 mm.

Het mannetje heeft een gedrongen uiterlijk. De kop is overwegend geel behaard. De kraag loopt ver door. De gele band op tergiet 2 van het achterlijf loopt soms ook over tergiet 1 en de achterkant van het borststuk. Deze gele band ontbreekt soms.

Het lichaam is ruig behaard. De achterlijfspunt is oranjerood.

Het mannetje meet tot 13 mm.

De mannetjes verschijnen vanaf begin mei.

De tong is kort (ongeveer 7 mm).

Deze hommel vliegt in halfopen landschappen, langs bosranden, in graslanden en in tuinen. De hommel vliegt weinig in zeer open landschappen met een lage vegetatie. In het stedelijke gebied is het één van de algemeenste hommels. De hommel vertoont wel een voorkeur voor een leefomgeving met bomen. 

Reeds vroeg in het voorjaar, vanaf eind februari, vliegt de jonge koningin op vroeg bloeiende planten zoals Wilg-soorten, besplanten en bolgewassen.

Het nest wordt in de grond gebouwd of bovengronds in boomholtes of in oude vogel- of zoogdiernesten. Het nest wordt soms in een vogelnestkast gemaakt. Het nest kan zich ook in composthopen of in de aarde van een verhoogde border bevinden, waarbij de nestingang zich dan tussen de stenen van de keermuur kan situeren. 

Vaak worden rommelige hoekjes of composthopen gekozen voor de nestplaats.

De jonge koningin slaat een voorraad stuifmeel op in een soort waspotten. Uit de eerste eitjes worden onvruchtbare werksters geboren. Naarmate het voedselaanbod groter wordt, worden de geboren werksters groter en uiteindelijk, vanaf ongeveer begin juli, worden er ook vruchtbare werksters geboren, die zelf ook eitjes gaan leggen. Eind juli sterft de oude koningin en valt de staat, die 50 tot 120 dieren kan tellen, weer uiteen. Jonge, bevruchte koninginnen, overwinteren en zullen het volgend voorjaar een eigen staat oprichten.

Nieuwe koninginnen worden soms al aan het begin van de zomer geboren. Er kan een tweede, kleine generatie optreden. 

De werksters vliegen vaak op Braam, Framboos en Gewone Smeerwortel.

Deze hommel breekt in via “bijtgaatjes” bij bloemen om met de korte tong bij de nectar te komen. Men noemt dit gedrag ook wel “nectar-robbing”. Soms worden reeds bestaande bijtgaatjes gebruikt. 

De hommel wordt gezien op Gewone Smeerwortel, Rode Klaver, Dauwbraam, Knopig Helmkruid, Wilgenroosje, Hondsdraf, Gewone Brunel, Blauwe Bosbes, Braam, Framboos, Rode Ribes, Sporkehout, Winterbloeiende Heide, Beemdooievaarsbek, Madeliefje, Slangenkruid, Veldhondstong, Sneeuwbes en diverse tuinplanten. De hommel voedt zich verder met sap van Berk-soorten, honingdauw op fruitbomen en de extra-florale bladnectar van Laurierkers.

Ook de mannetjes worden sterk aangetrokken door Braam en Framboos.

Deze hommel lijkt uitstekend geschikt als bestuiver voor kleinfruit.  

Deze hommel is de gastheer voor de Vierkleurige Koekoekshommel en de Gewone Koekoekshommel.