Deel 7
 
Conclusies  -  Actiepunten




Uit het voorgaande blijkt duidelijk dat de soortenrijkdom aan aanwezige bijen in een bepaald gebied sterk samenhangt met de bloemenrijkdom van dit gebied. Zowel in de stedelijke gebieden, de natuurgebieden en de agrarische gebieden moeten er veel meer ruige, rustige, (half-)natuurlijke biotopen worden gecreëerd. De weerstand tegen een hommelvriendelijk beheer zal niet erg groot zijn, want dit beheer leidt tot een veel grotere algemene biodiversiteit, waar iedereen alleen maar baat bij heeft.

Hommels staan onder sterke druk van de verschillende bedreigingen. Zij kunnen zich misschien aan één of enkele van de stressfactoren aanpassen, maar een combinatie van meerdere stressfactoren kan voor een populatie zeker een omslagpunt betekenen.

De hommels hebben het erg moeilijk de laatste tientallen jaren, onder meer door een gebrek aan voedsel in de vorm van nectar en stuifmeel en ook door een gebrek aan rustige, geschikte plaatsen voor de koninginnen om te overwinteren.

Vanaf eind februari tot in november zijn hommels actief en hebben ze dus voedsel nodig. Dat voedsel (nectar en stuifmeel van bloeiende planten) mag zich niet te ver van de nestplaats bevinden.

Het zal vooral de combinatie zijn van de genomen maatregelen ten gunste van de hommels en de aanpak van de verschillende factoren die de hommels bedreigen, die bepalend zal zijn voor de vooruitgang of achteruitgang van de hommelpopulaties in Vlaanderen.

Het is nog mogelijk om de maatregelen voor onze hommels te nemen en op die manier het behoud van de hommels in Vlaanderen te verzekeren.

De ambitie moet er zelfs zijn om de soorten die tot voor enkele decennia in Vlaanderen voorkwamen en die nu nog in onze buurregio’s voorkomen, terug naar hier te lokken en te koesteren. En dit kan enkel door menselijke inspanningen; door gunstige omstandigheden voor onze hommels te creëren.

De natuur is veerkrachtig. Hommels die zich al van oudsher doorheen het landschap in onze streken bewegen, kunnen vanzelf terugkeren als men maar de juiste leefomstandigheden creëert in dat landschap.

Een belangrijk knelpunt is dat ons landschap niet beheerd wordt door één organisatie, maar door veel verschillende actoren. Zowel particulieren, bedrijven, overheden en organisaties willen zich wel inzetten voor 'de bijen', maar er is weinig samenhang en het is voor al deze partijen afzonderlijk moeilijk in te schatten hoe zij daaraan effectief bijdragen. Het is daarom ook moeilijk in te schatten of er voldoende maatregelen op landschapsschaal zijn getroffen om de neerwaartse trend van de bijenpopulaties te keren.

Maatregelen ten gunste van hommels zijn doorgaans ook goed voor andere planten en dieren.

 

 

Volgende 20 actiepunten voor de hommels kunnen hierbij helpen:

 

 

 

Zorg overal voor meer bloeiende hommelvriendelijke planten

 

Zorg voor bloeiende planten van februari tot november

 

Voorzie in uitgestrekte klavervelden

 

Voer overal een gefaseerd maai- en snoeibeheer

 

Voer het maaisel af

 

Creëer mantel/zoom-vegetaties en inhammen in bosranden

 

Zorg voor rustige en ruige plekken

 

Gebruik geen chemische bestrijdingsmiddelen

 

Behoud alle kleine landschapselementen

 

Zorg voor voldoende verblijfplaatsen (bladhopen, graspollen)

 

Zorg voor kale bodems en zandige steilwanden

 

Behoud liggend en staand dood hout

 

Behoud oude, holle bomen

 

Behoud oude muren (vooral deze met Klimop)

 

Maak takkenrillen

 

Voer een ecologisch beheer van stedelijk groen

 

Creëer bloemrijke randen (10 m breed) rond akkers en grasland

 

Laat verwildering zoveel mogelijk toe

 

Creëer natuurlijke verbindingen tussen de leefgebieden

 

Zorg voor zoveel mogelijk kleinschalige (structuur-)variatie