Tuinhommel
 
Bombus hortorum





De Tuinhommel is een algemeen voorkomende, zwart behaarde hommel. De koningin meet tot 22 mm; de werkster tot 16 mm en het mannetje tot 15 mm.

De koningin heeft een lang gezicht. De kop is zwart behaard. De kraag en de middenband van het borststuk zijn heldergeel. Een tweede middenband loopt over het laatste deel van het borststuk en de eerste tergiet van het achterlijf. De achterlijfspunt is wit.

Het mannetje heeft zeer lange antennes. Het gezicht is zwart behaard (soms met weinig gele haartjes). Er is een zwart haartoefje zichtbaar op de kaken.

Melanisme komt vaak voor bij deze soort, waarbij vooral de gele banden grotendeels tot geheel verdwijnen door de overwegend zwarte beharing die in de plaats komt. In dat geval bestaat er kans op verwarring met een donker exemplaar van de Boomhommel, maar deze heeft een veel kortere kop.

Deze hommel heeft een zeer lange tong. De koningin heeft een tong van bijna 18 mm; de werksters van ruim 14 mm. 

Deze soort maakt een nest in zowat alle holtes, zowel boven- als ondergronds en kan in allerlei biotopen worden aangetroffen, ook veelvuldig in tuinen in de stedelijke omgeving. Deze hommel vertoont een voorkeur voor iets vochtigere gebieden. Het is één van de weinige hommelsoorten die men ook in vochtige, donkere bossen kan aantreffen. Volgens sommige bronnen is het een soort die zelfs vooral in een bosachtige omgeving voorkomt; onder het bladerdak van bossen, op open plekken in bossen en aan bosranden.

Het nest kan zich bevinden in een verlaten muizenhol, een gat in een boomstronk, een oud vogelnest of in een hoekje van een bouwvallige schuur. De kolonie telt 50 tot 120 individuen. 

Deze hommel maakt soms gebruik van vogelnestkasten. Deze hommel is een soort die eerder vochtige habitats verkiest, zoals natte graslanden.

Het is een polylectische soort (zoekt nectar en stuifmeel op verschillende planten).  Door het bezit van een lange tong zal deze hommel vooral bloemen met diepe kroonbuizen bezoeken. Deze bloemkronen zijn immers best aangepast aan de lange tonglengte.

Wilde Kamperfoelie wordt vrijwel uitsluitend door deze hommel bezocht. De Tuinhommel is één van de weinige soorten die deze plant effectief kan bestuiven.

De hommel vliegt ook vaak op Rode Klaver, Witte Dovenetel, Gewone Smeerwortel, Gele Lis en Vingerhoedskruid. In graslanden wordt vaak de Grote Ratelaar bezocht. In het stedelijke gebied zal men deze hommel vaak op lipbloemigen aantreffen.   

De werksters zijn vaak te vinden op Slangenkruid.

De mannetjes kan men ook wel op Wilgenroosje, Reuzenbalsemien en distels zien.

De soort is te zien van begin maart tot eind september. De koningin is vanaf maart te zien. De werksters verschijnen eind april/begin mei. De mannetjes vliegen doorgaans pas vanaf midden mei en vooral in juni. De mannetjes vliegen langs vaste vliegbanen en strijken geregeld neer aan de voet van bomen. 

De soort vliegt tot in september. De hommel kent meestal 1 generatie, maar er kan ook een partiële tweede generatie zijn.  

Deze hommel vormt kolonies van 50 tot 120 individuen.

Als koekoekshommel is de Lichte Koekoekshommel bekend.

Deze hommel wordt vooral bedreigd door de klimaatverandering en een lagere beschikbaarheid van voedselplanten (met een lange kroonbuis).