Tweekleurige Koekoekshommel
 
Bombus bohemicus





De Tweekleurige Koekoekshommel is een vrij zeldzame hommel.

Het vrouwtje heeft een brede, lichtgekleurde kraag op het borststuk. Het achterlijf heeft witte haren op tergiet 3. Vaak is er een zwakke middenband over de voorhoeken van tergiet 1 en de achterrand van het borststuk. De vleugels zijn donker gekleurd.

Het mannetje is tamelijk lang behaard. De kraag is lichtgeel gekleurd. Er is een duidelijke middenband die doorloopt over de achterkant van het borststuk. Het eerste tergiet is vaak uitgebreid geel behaard. Het mannetje heeft soms een gele achterlijfspunt.

Aan de voorzijde van de witte beharing zijn er soms kleine, gele haarbosjes.

Deze hommel lijkt sterk op de Grote Koekoekshommel.

Het vrouwtje meet tot 26 mm; het mannetje tot 18 mm.

De vrouwtjes vliegen vooral van midden maart tot eind juni; de mannetjes vanaf midden mei tot eind augustus.

Jonge vrouwtjes vliegen van eind juli tot begin september, maar worden weinig gezien, waarschijnlijk omdat ze reeds snel na het uitvliegen paren en een overwinteringsplek opzoeken.  

Deze hommel parasiteert vooral bij de Veldhommel en waarschijnlijk ook bij de Wilgenhommel en de Grote Veldhommel.

Bij het binnendringen van het nest van de gastheer doodt het vrouwtje zowel de werksters die haar aanvallen als de koningin van het gastheernest. De koekoekshommel zal ook niet toestaan dat de werksters darren kweken, want ook de darren worden door de koekoekshommel geproduceerd. In het aangevallen nest worden alleen nieuwe koekoekshommelkoninginnen geboren, geen werksters maar wel darren, die uit onbevruchte eitjes worden geboren. De paring gebeurt in de eerste weken daarna. De mannetjes markeren hun vliegbanen met feromonen om vrouwtjes te lokken. Regelmatig rusten de mannetjes gezamenlijk op een bloem.  

De koninginnen overwinteren solitair en starten in het voorjaar een nieuwe cyclus.

Deze hommel komt in vrijwel alle landschappen voor, zij het iets minder talrijk op kleigronden. De hommel blijkt vooral gebonden aan een beboste omgeving. In het stedelijke gebied is dit één van de meest algemene koekoekshommels. De vrouwtjes zijn vaak op Gewone Paardenbloem, Wilg-soorten, Hondsdraf, Gewone Brunel, Kruipend Zenegroen, Wilde Marjolein, Grote Tijm en Blauw Kattenkruid te vinden. In bossen wordt ook gefoerageerd op Blauwe Bosbes.

De mannetjes ziet men vaak op distels maar ook op Grote Centaurie, Groot Streepzaad, Jacobskruiskruid, Schermhavikskruid, Vertakte Leeuwentand, Gewone Dophei en Struikhei. Ze blijven doorgaans binnen de beschutting van bomen of andere opgaande begroeiing.