De 7 V's voor meer hommels
 
4.  Verbindingen




Voor alle bijen is het belangrijk dat er verbindingen (corridors) worden gecreëerd tussen de geschikte leefgebieden. Ook de geschikte nestplaatsen moeten in verbinding staan met de geschikte voedselplaatsen.

Er moeten robuuste verbindingen worden voorzien tussen het stedelijk gebied en de verschillende natuurgebieden en dit doorheen de landbouwgebieden.

In het geval een bijensoort uit een bepaald gebied om één of andere reden (bijvoorbeeld na een langdurige droogteperiode) verdwijnt, dan kan dit gebied na verloop van tijd opnieuw gekoloniseerd worden als de omstandigheden gunstiger zijn geworden.    

Natuurlijke verbindingen tussen het agrarisch gebied, natuurgebied en stedelijk gebied kunnen zorgen voor een vlottere kolonisatie van nieuwe gebieden door de wilde bijen.

Bijen hebben voedsel en voortplantingsgelegenheid (geschikte nestplaatsen) nodig. Als bijen een geschikte nestplaats hebben gevonden moeten ze pendelen naar de plaats waar zich het voedsel (bloemen) bevindt, hetgeen de bijen extra kwetsbaar maakt. De verplaatsing kost de bijen energie. Bovendien is de actieradius van verschillende soorten beperkt tot enkele honderden meters. In de buurt van de nestplaats moet er zich dus voldoende voedsel bevinden. Voor de bijen is het van belang dat ze dit voedsel vanuit de nestplaats zo vlot mogelijk kunnen bereiken.

De vestiging van bijen in een gebied zal sterk afhangen van de aanwezige populaties in nabijgelegen gebieden en de aanwezigheid van verbindingszones waarlangs de bestaande populaties zich kunnen uitbreiden.

Om nieuwe gebieden te kunnen benutten moeten de verbindingszones niet alleen geschikt zijn voor de bijen om zich er door te kunnen verplaatsen, maar er moeten ook een of meerdere generaties bijen hun levenscyclus kunnen voltooien.

Dit is vooral van belang voor de minder mobiele soorten onder de bijen.

Bijvriendelijke gebieden liggen meestal ingebed in intensieve agrarische gebieden met veel veeteelt. Deze intensieve landbouwlandschappen worden gekenmerkt door een grote bloemenarmoede met vooral raaigraslanden en maïsakkers. In dergelijke landschappen kunnen slechts weinig bijensoorten overleven en al zeker niet de gespecialiseerde soorten.

Een deel van de wilde bijen kende trouwens vroeger in het agrarisch gebied een (veel) ruimere verspreiding. Door tal van oorzaken werden deze soorten echter teruggedrongen tot natuurgebieden; veel soorten vinden zelfs tegenwoordig een refugium in de stedelijke gebieden.

De intensivering en schaalvergroting van de landbouw leidden tot een vervlakking van het landschap; er ontstond overal eigenlijk meer van hetzelfde. Er moet dus worden teruggekeerd naar een meer natuurlijke situatie, waarbij stukken grond met sterke natuurwaarden voor wilde bijen tussen en omheen de bewerkte akkers worden aangelegd.

De positieve effecten van de maatregelen in natuurgebieden worden snel weer teniet gedaan door de negatieve effecten van de intensieve landbouw.

Er wordt algemeen vastgesteld dat bijen het bijzonder goed doen in de stedelijke gebieden. Veel soorten zijn tot diep in de binnensteden te vinden. Bijen die verschillende planten als voedselbron (nectar en stuifmeel) gebruiken zijn zeer flexibel en goed aangepast aan het stadsleven. Wilde bijen die gespecialiseerd zijn op slechts enkele plantensoorten komen in kleinere aantallen voor omdat de soortspecifieke gastheerplanten nog te vaak ontbreken. Hommels ondervinden nog veel problemen om geschikte (rustige) nestplekken te vinden.

Plaatsen als tuinen, parken en begraafplaatsen in de stad fungeren als toevluchtsoorden voor bodemnestelende soorten. Holtenesters gebruiken muren en holtes in gebouwen voor hun nestbouw. De parasitair levende koekoeksbijen zullen niet voorkomen in de stad als de gastheerbijen niet in de stad voorkomen. Voor onze bijen moeten er zo veel mogelijk bij-vriendelijke ruimtes worden gecreëerd.

Dit omvat de aanleg van bloemenweiden waar specifieke gastheerplanten aangeboden worden, bijenhotels voor de holte-nestende soorten en stukken braakliggende grond voor de bodemnestende soorten. Maar nog het belangrijkst is dat deze zones onderling met elkaar verbonden zijn.

Zowel voor de bijen met een kleine actieradius als deze met een ruimere actieradius zijn groene verbindingen, groene linten doorheen het stedelijke weefsel, zeer belangrijk voor onze bijen. 



Het belang van verbindingsgebieden voor hommels

Vaak zijn voor duurzame hommelpopulaties grotere gebieden vereist of een groot aanbod van bepaalde planten. Gedurende de vliegtijd moeten er steeds voldoende bloeiende planten aanwezig zijn. Daarom is het van belang dat er voldoende ruimtelijke samenhang is tussen de leefgebieden en tussen de verschillende mozaïeken.  

Door verschillende oorzaken zijn verschillende groene gebieden die eens aaneengesloten waren doorsneden en verkleind. Het leefgebied van veel plant- en diersoorten is hierdoor versnipperd of geïsoleerd geraakt. Hun leefgebied verkleint hierdoor en valt uiteen in kleinere gescheiden deelgebiedjes. Binnen deze gebieden kunnen er minder individuen van een soort voorkomen. Als de populatie te klein wordt en afgesneden blijft van geschikte gebieden wordt deze zeer vatbaar voor verdwijnen door een plotselinge verandering en ook voor inteelt, hetgeen de populatie kwetsbaarder maakt voor bijvoorbeeld ziekten. Natuurlijke verbindingen (groene lobben, groene vingers of groene haarvaten) kunnen de problemen van versnippering of isolatie voorkomen. De aanwezige planten- en dierpopulaties kunnen dankzij die verbindingen ook beter omgaan met milieustress.

Door leefgebieden met elkaar te verbinden ontstaat er voor hommels een groter en stabieler leefgebied. Tijdens de bloeipiek van de aanwezige planten mogen deze gebieden niet gemaaid worden. Hommels kunnen goed vliegen en kunnen op die manier nieuwe gebieden koloniseren. Zeldzamere soorten kunnen stap voor stap de gebieden herkoloniseren. 

De gebieden met een goed voedselaanbod moeten overal met elkaar verbonden door middel van stepping stones.

De afgelopen decennia is de hommelstand al sterk achteruit gegaan onder meer door het verlies aan leefgebied als gevolg van een veranderd landbouwkundig en ander grondgebruik.

Bij een opwarming van het klimaat zullen hommels hun areaal naar het noorden te verschuiven. Dat wordt bemoeilijkt doordat geschikt leefgebied daar ofwel niet aanwezig is ofwel niet bereikt kan worden door onoverbrugbare hindernissen.

Hoewel hommels goede vliegers zijn, zullen veel soorten ongeschikte landschappen zoals zeer sterk verstedelijkte gebieden of intensieve landbouwgebieden mijden en er dus niet zomaar overheen vliegen.

De kans dat ze de vaak kleine, geschikte gebieden op kilometers afstand van hun huidige leefgebied zullen bereiken, is uitermate klein. Voor veel Europese hommels betekent dit dat ze verdwijnen uit gebieden waar ze nu regelmatig worden gezien.

Nu al is het verspreidingsgebied van enkele hommelsoorten noordwaarts opgeschoven. De vestiging van nieuwe soorten vanuit het zuiden zal beperkt zijn gezien het intensieve landgebruik hier. Zuidelijke soorten hommels kunnen wel de zuidelijke plantensoorten in onze tuinen en plantsoenen ontmoeten en hier uiteraard hun voordeel mee doen.

Hommelbanen zijn stroken met wilde planten, bij voorkeur planten met een grote ecologische relevantie, waarlangs hommels zich kunnen verplaatsen. Door hommelbanen aan te leggen, bijvoorbeeld in bredere wegbermen en langs fietspaden creëert men een leefgebied voor hommels. Tegelijk zijn deze hommelbanen ook voedselrijke plekken voor andere bijen en voor verschillende vlinders. Deze banen zorgen voor betere verbindingen tussen de voor hommels interessante plaatsen.

Gewoonlijk vinden bijen vrij snel een gebied waar de omstandigheden zich gunstig voor deze bijen ontwikkelen, op voorwaarde dat de bijen zich via stapstenen in het landschap naar het geschikte gebied kunnen verplaatsen.



Verbindingen - Maatregelen voor de hommels in agrarische gebieden



Door leefgebieden met elkaar te verbinden krijgen de bijen een groter en stabieler leefgebied, zeker wanneer men ook het maaibeheer tijdens de bloei van planten achterwege laat.

Versnippering van geschikte leefgebieden is voor veel hommels een probleem, zeker voor soorten die uitgestrekte landschappen nodig hebben. Geïsoleerde bloemrijke plaatsen zullen minder vaak door hommels worden bezocht dan plaatsen die in een ongestoorde vegetatie liggen. Bloemrijke gebieden moeten met elkaar worden verbonden, bijvoorbeeld door de aanleg van extensief beheerde bermen en dijken.

De intensivering van de landbouw gaat gepaard met een drastische schaalvergroting. Als gevolg hiervan zijn reeds heel wat natuurlijke erfafscheidingen en overhoekjes zoals houtwallen, heggen, struwelen en greppels uit het landschap verdwenen. Deze kleine landschapselementen zijn van groot belang voor hommels, omdat zij hier hun nesten bouwen en ook hun voedsel (bloemen) en rust- en schuilplaatsen vinden.

Dit habitatverlies wordt wereldwijd als een belangrijke oorzaak van de achteruitgang van bijen gezien. Agrarische landschappen met een dicht netwerk van lijnvormige elementen (bloemrijke bermen en akkerranden) blijken grotere hommelpopulaties te herbergen dan de meer eenvormige landschappen. Deze lijnvormige elementen worden gevolgd door de hommels om eventueel nieuwe geschikte leefgebieden op te zoeken.

Bermen, dijken, taluds en akkerranden zijn vaak slechts enkele meters breed. Bovendien worden ze ongunstig beheerd (te vaak en te grootschalig gemaaid) waardoor hun nut voor bijen teniet wordt gedaan.

Deze lijnvormige elementen zouden moeten worden verbreed; zo zouden akkerranden minstens 6 m breed moeten zijn. Een gefaseerd beheer kan de waarde van deze lijnvormige elementen verder verhogen.

Potentieel geschikte leefgebieden van hommels moeten met elkaar worden verbonden. Vooral lijnvormige landschapselementen kunnen als infrastructuur voor de hommels fungeren. Dijken bijvoorbeeld kunnen – mits een aangepast beheer- als verbindingsgebied een belangrijke rol spelen bij de instandhouding en verspreiding van hommels. Een ecologisch hooilandbeheer zorgt voor een goede doorworteling op dijken en daarmee een meer waterbestendige dijk. Als een natuurvriendelijk beheer niet mogelijk is, kan men toch de buitenste meters of de voeten van de dijken minder vaak maaien.

Naast deze lijnvormige elementen zijn ook grotere gebieden met bloemen en nestelgelegenheid in het agrarische landschap belangrijk voor een stabiele populatie van hommels.

Hommels hebben niet echt uitgestrekte natuurgebieden nodig. Op interessante plaatsen, die soms middenin een agrarische omgeving liggen, waar de bijen kale grond, ruige hoekjes en een hoge variatie aan stuifmeelbronnen (Wilg-soorten, Brem, zomerbloeiers) vinden, kan men vaak verschillende hommels zien.

Mobiele soorten, zoals hommels, kunnen ook snel nieuwe gebieden koloniseren.



Verbindingen - Maatregelen voor de hommels in natuurgebieden



Het kustgebied in Vlaanderen is door de sterke versnippering en verstedelijking gefragmenteerd zodat men van de Westkust, de Midden- en de Oostkust kunnen spreken. De soorten die in één van deze fragmenten voorkomen kunnen moeilijk migreren door de vijandige omgeving die hun leefgebied omringt aan de kust.

Het is daarom belangrijk dat de natuurlijke delen aan de kust zoals duinbossen, duingraslanden en open stuifduinen met elkaar geconnecteerd worden, zodat er migratie en uitwisseling tussen de gebieden kan plaatsvinden.  



Verbindingen - Maatregelen voor de hommels in stedelijke gebieden



Ecologisch beheerd stedelijk groen


Door de inherente bebouwing en verharding kunnen steden makkelijk ondoordringbare barrières voor allerlei soorten vormen waardoor populaties van elkaar gescheiden worden of zelfs verdwijnen omdat ze te veel geïsoleerd geraken. De verschillende leefgebieden moeten daarom niet alleen voldoende groot zijn, maar ook zoveel mogelijk met elkaar worden verbonden. Het natuurlijk groen speelt dan een belangrijke rol ten behoeve van de dispersie van planten en dieren in en rond de stad.

Het ideale stadsmodel is een compacte stad met groene of groen-blauwe vingers die tot diep in de stad dringen en met elkaar verbonden zijn. In elke stad bestaan er mogelijkheden die ten volle moeten worden benut om zoveel mogelijk natuurlijke verbindingen, zowel tussen de buitengebieden en de binnenstad als tussen de verschillende groene elementen in de stad, te creëren.

Waterlopen, restanten van oude bossen, valleigraslanden aan de stadsrand, landgoederen of kasteeldomeinen mogen zich gerust vermengen tussen het stedelijke weefsel door middel van groene, blauwe of groen-blauwe netwerken.

Bermen kunnen fungeren als een groene verbinding voor hommels. Bermen die twee keer per jaar worden gemaaid (met afvoer van het maaisel) trekken veel bloembezoekende insecten aan. Een constant voedselaanbod is voor hommels van groot belang. Daarvoor is het belangrijk om een gefaseerd maaibeheer toe te passen.   

Bloemrijke grasstroken hebben een extra recreatieve waarde. Ze kunnen gecombineerd worden met bomen en struiken zodat er parkachtige groenstroken ontstaan.

Deze groenstroken kunnen nog eens worden gekoppeld aan lijnvormige elementen zoals fietspaden, geluidswallen, wandelroutes, oude spoorwegbeddingen en waterlopen en worden deze ook belangrijk als volwaardige ecologische corridors, waarlangs de hommels zich kunnen verplaatsen en er tegelijk nestplaatsen en voedsel vinden. Ook ander dieren zullen hier gebruik van maken. 

Geschikte locaties worden door de hommels bereikt via aanvliegroutes. Spoorlijnen die afgezoomd zijn door groenstroken geven bijen de mogelijkheid om zich op een veilige manier te verplaatsen en zoek te gaan naar geschikte voedsel- en nestelplekken.

Het gebruik van een streekeigen beplanting in het stedelijk groen in de kustgemeenten kan stapstenen voorzien voor verschillende hommels. Deze streekeigen beplanting kan bijvoorbeeld bestaan uit soorten als Kattendoorn, Slangenkruid, Veldhondstong, Peen, Meidoorn-soorten, Wouw, Wilde Reseda, Boerenwormkruid, Muurpeper, Knoopkruid, Sleedoorn, Grauwe Wilg en Gewone Rolklaver. 

Uit onderzoek (2020) is gebleken dat hommelkoninginnen afstanden van wel honderden kilometers kunnen afleggen. Bij de hommels overleven alleen de koninginnen de winter. In het voorjaar gaan ze op zoek naar een nestplek. Hoe minder vlug de hommelkoninginnen een geschikte nestplaats vinden, hoe verder ze zullen trekken. Voor deze hommels is het van belang dat er meer wilde bloemen en meer nestplekken zijn. 

De effecten van klimaatverandering kunnen verzacht worden door bijen en hommels beter in staat te stellen om zich te verspreiden wanneer het voor hen letterlijk te warm onder de voeten wordt. Dit kan door de aanleg en een goed beheer van nieuwe leefgebieden en vooral door de aanleg van ecologische verbindingszones. Vooral open, bloemrijke en schrale biotopen zouden gestimuleerd moeten worden.

In verschillende steden wordt op een ernstige manier werk gemaakt van het creëren van dergelijke verbindingen. In steden kunnen er groene assen worden ingericht. Dit zijn lange, smalle parken voorzien van wandel- en fietspaden met ecologisch beheerde bermen die een schakel vormen tussen de stadskern en meer landelijke groene gebieden buiten het centrum. Via deze groene assen liften verschillende soorten de groene stadsrand in. De assen zorgen ook voor een ecologische verbinding tussen de verschillende parken. Dat kan het leefgebied van tal van soorten aanzienlijk vergroten. Verschillende beken en kanalen kunnen op een gelijkaardige manier blauwe assen vormen. Op die manier wordt de natuur in de stad robuuster en echter.

Het geheel van houtige landschapselementen zoals bomenrijen, hagen, knotbomenrijen, houtkanten en houtwallen (het ‘houtkantennetwerk’) vormt een netwerk van groene verbindingen in het open landschap. Het zijn belangrijke leefgebieden en refugia voor de hommels. Ze kunnen dienen als corridor (soorten verplaatsen zich er langs of doorheen), als stapsteen (soorten overbruggen stapsgewijs een ongeschikt leefgebied) of als verbreidingskern (soorten vinden er een gunstig leefgebied, waar de populatie kan uitbreiden en zich over de omgeving kan verspreiden).

Naast drukke wegen zoals ringwegen, autowegen en autosnelwegen worden er in steden vaak geluidswallen aangelegd als een geluidsbuffer tussen het verkeerslawaai en de naburige woonwijken. Deze geluidswallen zijn niet zelden interessante groene plekken of parken die niet alleen voor de bewoners aangenaam zijn, maar ook voor de natuur.

De geluidswallen zijn vaak aangeplant met bomen en struiken, die naast de geluidswerende werking zorgen voor voedsel en broedplekken voor tal van dieren. Dat er in die geluidswallen meestal niet veel mensen komen, is een pluspunt, want dan is er ook weinig verstoring.

Geluidswallen langs grote wegen zijn een verbinding tussen veel leefgebieden dieper de stad in. Via deze geluidswallen kunnen dieren zich dus goed verplaatsen. De ruimte achter de geluidsschermen varieert van een krappe groenstrook tot een heus park.

In de strook langsheen de geluidsschermen kan men braamstruwelen aanplanten. De bloemen van Braam trekken hommels aan en de uitgeholde takjes bieden nestgelegenheid aan de stengelnestelaars onder de bijen.

Men vindt in geluidswallen en groenschermen vaak ook de zogenaamde struwelen. Het zijn dan lijnvormige houtige vegetaties die gekarakteriseerd worden door struiken die vrijuit kunnen groeien. Struwelen vormen een leefgebied voor vogels en verschillende andere diersoorten. Wanneer men deze struwelen voorziet van voor hommels interessante beplanting kan men deze hommels heel wat voedsel en nestgelegenheid verschaffen.

Wanneer men het plan heeft opgevat om een geluidswal te bouwen, kan men in de nabije omgeving meteen ook een plas graven. Bij deze plas kan men natuurontwikkeling toelaten zodat deze op zich ook een nieuwe natuuraanwinst vormt. De geluidswal kan worden aangelegd met de grond die afkomstig is van de gegraven plas.

Er kunnen bij de aanleg van die plas plaatsen worden voorzien die in de winter net onder water verdwijnen, waardoor er eilandjes ontstaan met een bijzondere moerasvegetatie. Grasland kan als hooiland worden beheerd. Er kunnen rijen bomen worden aangeplant die onder meer bestaan uit Wilg-soorten, die in het voorjaar zeer belangrijk zijn voor hommels. Op de geluidswal kunnen er ook meteen kleine wilgen- en elzenbosjes worden aangeplant.

Het behoud en de creatie van (half-)natuurlijke, met elkaar verbonden gebieden in en aan de rand van stedelijke gebieden is een van de hefbomen die de hommels in de gebieden gunstig beïnvloeden.

Braakliggende terreinen, bijvoorbeeld op plaatsen waar oude gebouwen werden gesloopt, kunnen worden ingezaaid met verschillende bloemen zoals Klaver-soorten, Rolklaver-soorten of Luzerne of omgevormd worden tot natuurlijke bloemenweides met soorten als Knoopkruid en Gewone Paardenbloem.   

Als men in de stedelijke gebieden gebruik maakt van de veelzijdige mogelijkheden om het de hommels naar hun zin te maken, dan draagt dit bij aan de biodiversiteit en helpt dit tevens de versnippering van de leefgebieden tegen te gaan. Door een slim gebruik van de stedelijke elementen kunnen er op die manier een soort “groene” verbindingen ontstaan. Er kunnen stedelijke groene stapstenen ontstaan die gebieden gaan verbinden. Ook andere dieren en planten zullen hier uiteraard mee van profiteren. 

Groene verbindingen tussen bijvoorbeeld stadsparken en grote stadstuinen met andere ecologisch beheerde groene gebieden in de stad zijn daarom noodzakelijk.

Ook de groenelementen in de verschillende wijken kunnen fungeren als een ecologische verbinding tussen buitengebieden en stadscentrum.



Wegbermen

Wegbermen hebben een zeer grote potentie om bloemrijk te worden. Het zijn belangrijke verbindende structuren in het landschap.

Indien de bermen goed beheerd worden krijgen ze een hoge natuurwaarde en worden ze een belangrijk toevluchtsoord in het versnipperde landschap. Zo kunnen ook relictpopulaties in het landschap verbonden worden. Populaties kunnen zich via die bermen verspreiden naar andere geschikte gebieden.

Het is zeer belangrijk dat ook bermen gefaseerd worden gemaaid. Het standaard maaibeheer half juni en half september van de volledige bermvegetatie zorgt bij planten die bijvoorbeeld een hoofdbloei hebben in juli dat de bijen geen voedsel meer hebben en dat de planten zelf zullen verdwijnen, doordat ze geen zaad meer kunnen vormen om zich voort te planten.

Ook bloemrijke greppelkanten met planten zoals bijvoorbeeld Stijf Havikskruid (bloembezoek door Lichte Koekoekshommel en verschillende solitaire bijen) zijn op zandige bodems vrij gemakkelijk te realiseren. Ook voor vlinders en andere insecten vormen dergelijke greppels een meerwaarde.   

Op droge, schrale bodems van bijvoorbeeld middenbermen hoeft een vegetatie met slechts 1 keer per jaar te worden gemaaid. 

Deze gebieden bieden vaak nog meer mogelijkheden voor de opslag van ruigtevegetaties en struweel dan de lijnvormige elementen.

Deze bonte vlekken in het landschap vormen stapstenen voor de hommels. Ze kunnen zo van het ene “bloemenveld” naar het andere vliegen.